Zoeken

Jesaja 23,7 - Is dit nu uw dartele stad, met dat lange verleden, wier schreden haar reeds vroeg zo ver hebben gevoerd om elders kolonies te stichten?
Nehemia 2,14 - Ik reed verder naar de Bronpoort en naar de vijver van de koning. Daar ik er met mijn rijdier niet langs kon,
Jesaja 32,13 - en de grond van mijn volk, waar distels en doornen zullen groeien, om al die huizen vol blijdschap, en die dartele stad,
Psalmen 55,10 - Sticht verdeeldheid, Heer, in hun kamp, sticht verwarring van taal in hun midden! - Want geweld zie ik, twist in mijn stad,
Genesis 4,17 - Kain had gemeenschap met zijn vrouw; zij werd zwanger en baarde Henoch. Hij stichtte een stad, en noemde die stad naar zijn zoon Henoch.
Handelingen van de Apostelen 16,12 - en vandaar naar Filíppi, een stad in het eerste district van Macedonië en een kolonie. In die stad bleven we enkele dagen.
Micha 5,1 - Gij echter, Betlehem in Efrata, al zijt gij klein onder Juda's geslachten, toch zal er, zeg Ik, iemand uit u komen die over Israël gaat heersen. In het verre verleden ligt zijn oorsprong, in lang vervlogen dagen.
Wijsheid 11,12 - want zij werden getroffen door een dubbel leed en moesten jammeren bij de herinnering aan het verleden,
Psalmen 107,36 - wees een plaats daar wie hongerig waren: en zij stichtten ter woning een stad.
Rechters 8,8 - Van Sukkot trok hij verder naar Penuël en hij vroeg de burgers van die stad hetzelfde. Zij gaven hem hetzelfde antwoord als de burgers van Sukkot.
2 Korintiërs 9,2 - Uw bereidwilligheid is mij bekend. Ik poch op u bij de Macedoniërs: “Achaïa staat al sinds verleden jaar gereed.” En uw ijver heeft de anderen aangestoken.
Daniël 13,14 - Maar langs een omweg troffen ze elkaar op dezelfde plaats. Toen ze elkaar naar de reden vroegen, bekenden ze dat ze door hartstocht gedreven werden. Ze bespraken samen de tijd, waarop ze haar alleen konden treffen.
Evangelie volgens Matteüs 21,18 - ‘s Morgens vroeg, op de terugweg naar de stad, kreeg Hij honger.
Jesaja 23,8 - Wie heeft deze beslissing over Tyrus genomen, de stad die eens kronen uitdeelde, wier handelaars vorsten waren, wier kooplieden tot de groten der aarde behoorden?
Jozua 8,4 - met de opdracht: `Jullie moeten aan de andere kant van de stad in hinderlaag gaan liggen, maar niet te ver van de stad, zodat je steeds ter beschikking bent.
Rechters 6,27 - Geholpen door tien van zijn knechten voerde Gideon de opdracht van Jahwe uit. Omdat hij het niet overdag durfde doen uit vrees voor zijn familie en voor de mensen uit de stad, deed hij het 's nachts.
Ezechiël 40,1 - Op de tiende dag van de eerste maand van het vijfentwintigste jaar van onze ballingschap, het veertiende na de val van de stad, kwam de hand van Jahwe over mij en voerde mij weg.
Ezechiël 9,1 - Toen hoorde ik Hem met luider stem roepen: 'Treed nader, gij die de straf voltrekken moet aan de stad, uw wapens gereed om haar te vernietigen.'
Apokalyps / Openbaringen 21,2 - En ik zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, van God uit de hemel neerdalen, gereed als een bruid die zich voor haar man heeft getooid.
2 Koningen 17,5 - De koning van Assur ondernam een veldtocht tegen het land; hij rukte op naar Samaria en belegerde de stad, drie jaar lang.
1 Makkabeeën 9,64 - Hij trok op en sloeg het beleg om Bet-bassi; dagen lang deed hij aanvallen op de stad, waarbij hij gebruik maakte van belegeringswerktuigen.
Jesaja 23,16 - Neem je citer en loop door de stad, vergeten hoertje; blijf maar spelen en zingen zo goed en zo lang je maar kunt: misschien wordt er nog eens aan je gedacht!
Wijsheid 8,8 - En ook, als iemand rijke ervaring verlangt, de wijsheid kent het verre verleden en zij vermoedt de toekomst; zij weet ingewikkelde wendingen te verklaren en raadsels op te lossen; zij weet wat tekenen en vreemde gebeurtenissen voorspellen en zij kent vooraf het verloop van perioden en tijden.
2 Koningen 19,25 - Maar hebt gij dan nooit gehoord dat Ik, Jahwe, van oudsher dit heb voorbereid, dat Ik het sinds lang verleden dagen heb beschikt? Nu laat Ik het gebeuren! Gij moest sterke steden verwoesten; gij moest ze tot puinhopen maken.
2 Samuel 15,2 - Ook ging hij 's morgens vroeg aan de kant van de weg staan die naar de stadspoort leidt; als er dan iemand langs kwam die een klacht had en zijn zaak aan de koning wilde voorleggen sprak Absalom hem aan en vroeg: `Uit welke stad komt u?' Wanneer de man dan antwoordde dat hij uit een van de stammen van Israël kwam,
Rechters 20,31 - Ook nu kwamen de Benjaminieten uit de stad, het leger tegemoet; zij lieten zich daarbij ver van de stad weglokken. Eerst ging het net als de vorige keren: zij sloegen enige Israëlieten neer op de weg die door het open veld van Gibea naar Betel voert, een dertig man.
Hebreeën 3,17 - En op wie was God toornig, veertig jaar lang? Op hen die gezondigd hadden, wier lijken lagen in de woestijn.
Jozua 24,11 - Toen zijt gij de Jordaan overgestoken en bij Jericho gekomen. De burgers van die stad, de Amorieten, de Perizzieten, de Kanaänieten, de Hethieten, de Girgasieten, de Chiwwieten en de Jebusieten voerden oorlog tegen u, maar Ik leverde hen aan u over.
Jozua 11,18 - Lange tijd heeft Jozua tegen al die koningen oorlog moeten voeren.
Genesis 44,4 - Zij waren echter nog niet ver buiten de stad, of Jozef zei tot zijn hofmeester: `Ga vlug achter die mannen aan en als u ze ingehaald hebt, moet u zeggen: Waarom vergeldt u mij goed met kwaad? Waarom hebt u mijn zilveren beker gestolen?
Genesis 48,15 - Toen zegende hij Jozef en sprak:'De God naar wie mijn vaderenAbraham en Isaak hun schreden gericht hebben, de God die mij mijn leven lang tot heden toe geweid heeft, 
2 Koningen 8,1 - Elisa had tot de vrouw wier zoon hij weer levend gemaakt had gezegd: `Begeef u op weg, samen met uw gezin, en vestig u in den vreemde, want Jahwe laat een hongersnood over het land komen; die is reeds begonnen en zal zeven jaar duren.'
Joël 4,6 - Mensen uit Judea en Jeruzalem hebt gij aan de Ioniërs verkocht om ze weg te voeren, ver van de grenzen van hun land.
Handelingen van de Apostelen 27,5 - voeren langs de kust van Cilicië en Pamfylië en landden te Myra in Lycië.
1 Kronieken 6,41 - Het akkerland van de stad en de onderhorigheden waren reeds toegewezen aan Kaleb, de zoon van Jefunne.
Jonas 4,4 - Maar Jahwe vroeg: 'Is er wel reden om zo nijdig te zijn?'
1 Kronieken 23,30 - Verder moesten ze elke morgen gereed staan om Jahwe te loven en te prijzen; zo ook elke avond.
Jeremia 31,3 - is Jahwe reeds van verre verschenen. Mijn liefde voor u duurt eeuwig, Ik blijf u altijd trouw.
Titus 1,2 - in de hoop op het eeuwige leven. Reeds lang geleden heeft God, die niet liegt, eeuwig leven beloofd
Filemon 15 - Misschien was dat wel de reden waarom hij een tijd lang bij u is weg geweest: dat ge hem voorgoed terug zoudt krijgen,
Zacharias 4,11 - Ik vroeg hem verder: 'Wat betekenen de twee olijfbomen aan de rechterkant en de linkerkant van de luchter?'
Nehemia 13,16 - De Tyriers die in de stad woonden, voerden vis en allerlei koopwaar aan en verkochten dat op sabbat aan de joden in Jeruzalem.
Handelingen van de Apostelen 9,2 - aan wie hij brieven vroeg voor de synagogen in Damascus, om alle aanhangers van de Weg die hij zou vinden, mannen zowel als vrouwen, gevangen naar Jeruzalem te mogen voeren.
Jozua 21,12 - Het akkerland van die stad en de onderhorige dorpen waren reeds in eigendom gegeven aan Kaleb, de zoon van Jefunne.
Jesaja 46,11 - die uit het oosten een roofvogel geroepen heb, uit een ver land de man van mijn raadsbesluit. Wat Ik heb gezegd, dat doe Ik gebeuren, Ik vorm een plan en voer het uit.
Ezechiël 27,33 - Ver over zee voerde u uw koopwaar en verzadigde er de volken mee. Met u schatten en uw goederen maakte u de koningen der aarde rijk.
Daniël 11,8 - Zelfs hun eigen goden en beelden, hun kostbare voorwerpen van zilver en goud, zal hij als buit naar Egypte voeren. Als hij dan jaren lang de koning van het Noorden met rust heeft gelaten,
Amos 2,10 - Ik, Ik heb u uit Egypte gevoerd, u door de woestijn geleid, veertig jaar lang, en het land van die Amoriet aan u gegeven.
Apokalyps / Openbaringen 17,17 - Want God heeft hun ingegeven zijn plan uit te voeren en eensgezind hun koningschap zo lang ter beschikking te stellen van het beest, tot Gods woorden in vervulling zijn gegaan.
Jonas 4,9 - Maar God vroeg aan Jona: 'Is er wel reden om zo nijdig te zijn over die ricinusboom?' Hij antwoordde: 'Ja, ik heb reden om door en door nijdig te zijn!'